NJ 2003, 364
Immateriële schade benadeelde partij.
HR 15-04-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF5257
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 april 2003
- Magistraten
W.J.M. Davids, F.H. Koster, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, E.J. Numann
- Zaaknummer
01689/02
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AF5257
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF5257, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑04‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AF5257, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑04‑2003
- Wetingang
Sv art. 51a; BW art. 6:106
Essentie
Ouders van verkracht en vermoord meisje stellen zich als benadeelde partij ter zake van immateriële schade. Nu de benadeelde partijen op de dag van behandeling van de zaak niet bekend konden zijn met de vereisten die voortvloeien uit het shockschade-arrest van diezelfde dag (HR NJ 2002, 240), had het hof moeten onderzoeken of de noodzaak bestond tot heropening van het onderzoek om hen in de gelegenheid te stellen hun vorderingen in het licht van genoemd arrest nader te onderbouwen. Door die gelegenheid niet te bieden heeft het hof gehandeld in strijd met de eisen van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.