NJ 2003, 554
Onvoldoende bewijs (voorwaardelijk) opzet bij gekwalificeerde doodslag.
HR 08-04-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5405
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 april 2003
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, F.H. Koster, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
02079/02A
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AF5405
- JCDI
JCDI:ADS159969:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF5405, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑04‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF5405, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑04‑2003
- Wetingang
Sr art. 287; Sr art. 288; Sv art. 359 lid 2
Essentie
Onvoldoende bewijs opzet. De bewijsmiddelen terzake van gekwalificeerde doodslag houden slechts in dat verdachte met een doorgeladen vuurwapen de kamer, waarin het slachtoffer zich bevond, is binnengegaan, maar niet hoe het wapen is afgegaan. Het verweer van verdachte dat zijn opzet alleen was gericht op het beroven van de bank, wordt dus niet weerlegd door de gebezigde bewijsmiddlen, terwijl het hof geen aparte bewijsoverweging heeft gewijd aan het opzet.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 18 december 2001, nummer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.