NJ 2004, 188
Inbeslagneming en art. 10 lid 2 EVRM: het OM moet aannemelijk maken dat aan het beginsel van subsidiariteit is voldaan.
HR 08-04-2003, ECLI:NL:HR:2003:AE8771, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 april 2003
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, G.J.M. Corstens, A.M.J. van Buchem-Spapens
- Zaaknummer
01022/01B
- Conclusie
A-G Wortel J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman
- Noot
P.A.M. Mevis
- LJN
AE8771
- JCDI
JCDI:ADS159890:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AE8771, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑04‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AE8771, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑04‑2003
- Wetingang
Essentie
De inbeslagneming onder journalisten van een zipschijf waarop informatie staat over gepleegde computervredebreuk en ernstige beschadiging van een netwerk, en die afkomstig is van een brom aan wie geheimhouding is toegezegd, kan op grond van art. 10 lid 2 EVRM slechts gerechtvaardigd zijn indien voldaan is aan beginsel van subsidiariteit. Het is in beginsel aan het OM aannemelijk te maken dat dat het geval is.
Voorgaande uitspraak
Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 23 juni 2000, nummer RK 00/519, op een klaagschrift als bedoeld in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.