NJ 2003, 203
Geschrift als bewijsmiddel.
HR 21-01-2003, ECLI:NL:HR:2003:AE8815
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 januari 2003
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, F.H. Koster, A.M.J. van Buchem-Spapens, Vellinga
- Zaaknummer
01243/01
- LJN
AE8815
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AE8815, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑01‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AE8815, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑01‑2003
- Wetingang
Sv art. 344 lid 1 onder 5
Essentie
Voor het gebruik voor het bewijs van een geschrift als bedoeld in art. 344 lid 1 onder 5° Sv geldt slechts de eis dat dit verband heeft met de inhoud van andere bewijsmiddelen, en niet dat de daarin vervatte mededeling feiten en omstandigheden moet betreffen die door de opsteller zelf zijn waargenomen of ondervonden.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 april 2001, nummer 22/000511–00, in de strafzaak tegen R.L., adv. mr. R. Moszkowicz te Nieuwegein.
Hof:
Uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.