NJ 2003, 402:Art. 321 Sv en oproeping getuigen: ook bij hervatting onderzoek na schorsing gelden de regels van art. 263, 264, 287 en 288 Sv.

NJ 2003, 402

Art. 321 Sv en oproeping getuigen: ook bij hervatting onderzoek na schorsing gelden de regels van art. 263, 264, 287 en 288 Sv.

Documentgegevens:

HR 14-01-2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9668

Instantie: Hoge Raad (Strafkamer)
Datum: 14 januari 2003
Magistraten: W.J.M. Davids, F.H. Koster, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman
Zaaknummer: 02376/01
Conclusie: A-G Jörg
LJN: AE9668
JCDI: JCDI:ADS159991:1
Vakgebied(en): Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Brondocumenten: ECLI:NL:PHR:2003:AE9668, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑01‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AE9668, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑01‑2003
Wetingang: Sv art. 263; Sv art. 264; Sv art. 287; Sv art. 288; Sv art. 321

Essentie

De wetsgeschiedenis van art. 321 Sv bevat geen aanknopingspunten voor de opvatting dat de wetgever ten aanzien van getuigen die, na schorsing van het onderzoek, voor de nadere terechtzitting op de voorgeschreven wijze zijn opgegeven een ander oproepingsregime heeft willen creëren dan ten aanzien van getuigen die voor de aanvang van het onderzoek zijn opgegeven. Redelijke wetsuitleg bengt dan ook mee dat op de in art. 321 bedoelde getuigen de art. 263, 264, 287 en 288 Sv van toepassing zijn en, bij tijdige opgave, afwijzing van het verzoek de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.