JOL 2002, 654
Op welk tijdstip wordt vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig gemaakt? Enkele omstandigheid dat een dergelijke vordering niet zo spoedig mogelijk is gedaan leidt niet tot niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie. Strafprocesrecht
HR 26-11-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5591
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 november 2002
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, F.H. Koster, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
0144601P
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AE5591
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE5591, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE5591, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑11‑2002
Essentie
Op welk tijdstip wordt vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig gemaakt? Enkele omstandigheid dat een dergelijke vordering niet zo spoedig mogelijk is gedaan leidt niet tot niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie. Strafprocesrecht
Samenvatting
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 januari 2001, nummer 22/005039–99, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], te [woonplaats].
Hoge Raad:
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een beslissing van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 17 december 1998 — ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.