NJ 2003, 8
Te stellen eisen aan veroordeling cfm. art. 141 lid 1 Sr.
HR 22-10-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7623
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 oktober 2002
- Magistraten
W.J.M. Davids, B.C. de Savornin Lohman, E.J. Numann
- Zaaknummer
01842/01
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
AE7623
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE7623, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑10‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE7623, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑10‑2002
- Wetingang
Sr art. 141
Essentie
Voor een veroordeling terzake art. 141 lid 1 Sr (oud) is vereist dat de betrokkene deel uitmaakte van een groep die het geweld pleegde en dat van betrokkene zelf in dat verband enige gewelddadige handeling is uitgegaan (HR NJ 2001, 687 rov. 4.6). De opvatting dat uit de bewijsmiddelen moet volgen dat van verdachte zelf het geweld, zoals dat is bewezenverklaard, is uitgegaan vindt geen steun in het recht.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 23 februari 2001, nummer 24/001166–99, in de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.