NJ 2003, 36
Beklag nadat rechter bewaring van het inbeslaggenomen goed ten behoeve van rechthebbende heeft gelast
HR 08-10-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE3544
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 oktober 2002
- Magistraten
W.J.M. Davids, B.C. de Savornin Lohman, E.J. Numann
- Zaaknummer
03094/00B
- Conclusie
plv. P-G Fokkens
- LJN
AE3544
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE3544, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑10‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE3544, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑10‑2002
- Wetingang
Sv art. 116 lid 1; Sv art. 116 lid 5; Sv art. 353; Sv art. 552a
Essentie
Gelet op het vonnis in de hoofdzaak — vrijspraak van de klager (toen verdachte) en het gelasten van de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het onder klager inbeslaggenomen geldbedrag — alsmede de inhoud van diverse schriftelijke verklaringen kan klager redelijkerwijs niet als rechthebbende worden beschouwd. Beklag is terecht ongegrond verklaard.
Voorgaande uitspraak
Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle van 16 augustus 2000, nummer 07/049046–98, op een beklag als bedoeld in artikel 552avan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.