NJ 2002, 549
Geen Meer-en-Vaart-verweer ten aanzien van schuld cfm. art. 6 WVW 1994.
HR 17-09-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE4201
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 september 2002
- Magistraten
W.J.M. Davids, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
01369/01
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AE4201
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE4201, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑09‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE4201, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑09‑2002
- Wetingang
Essentie
Dood door schuld in het verkeer door het achteruit rijden op een kruising zonder overig verkeer te laten voorgaan, waardoor een aanrijding ontstaat met een fietser die daardoor overlijdt. Terecht oordeel van het Hof dat overig verkeer voorrang heeft bij een bijzondere manoeuvre als de onderhavige (art. 54 RVV 1990).
Verweer dat sprake is van schuld cfm. art. 6 WVW 1994 in casu weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 30 maart 2001, nummer 24/000635–00, in de strafzaak tegen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.