NLR voetnoot 1 5/310.
HR, 09-07-2002, nr. 00838/01
ECLI:NL:PHR:2002:AE4256
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
09-07-2002
- Zaaknummer
00838/01
- Conclusie
Mr Machielse
- LJN
AE4256
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2002:AE4256, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑07‑2002; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AE4256
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AE4256
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AE4256
ECLI:NL:PHR:2002:AE4256, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑07‑2002
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2002:AE4256
- Wetingang
art. 310 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NbSr 2002/184
Uitspraak 09‑07‑2002
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
9 juli 2002
Strafkamer
nr. 00838/01
ES/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 januari 2001, nummer 20/000301-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1968, ten tijde van de bestreden uitspraak uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Nieuw-Vosseveld" te Vught.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda van 8 oktober 1999 - de verdachte ter zake van "diefstal" veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.M. de Jong, advocaat te Goirle, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel bevat in de kern de klacht dat het Hof aan de in de op art. 310 Sr toegesneden tenlastelegging voorkomende term "wegnemen" een onjuiste betekenis heeft toegekend.
3.2.
Het Hof heeft overeenkomstig de primaire tenlastelegging bewezen verklaard:
"dat hij op een tijdstip gelegen in de periode van 4 februari 1999 tot en met 5 februari 1999 te Tilburg met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Toyota), toebehorende aan Top Lease."
3.3.
Met betrekking tot het bewijs heeft het Hof in de aanvulling op de bestreden uitspraak als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv, voorzover hier van belang, als volgt overwogen:
"Het hof acht het primair ten laste gelegde feit - de diefstal van de auto - wettig en overtuigend bewezen. Wat er ook zij van de initiële verdwijning van de auto op 4 februari 1999 - en de eventuele betrokkenheid van de verdachte daarbij waaromtrent niets blijkt - vast staat op grond van de eigen verklaring van de verdachte dat toen hij op 5 februari 1999 omstreeks 11.00 uur de auto zag staan met de sleutels in het contactslot, hij in de auto is gestapt "om een halfje bruin te halen". Op het moment dat hij aldus de auto wegnam, was, naar het oordeel van het hof, bij hem het oogmerk tot wederrechtelijke toeëigening aanwezig. Tot aan zijn aanhouding, na 15.00 uur die dag, heeft verdachte - die zich opnieuw bediende van de auto om "coke en bruin" te halen - als heer en meester over het voertuig beschikt."
3.4.
Aan het middel ligt de opvatting ten grondslag dat van wegnemen in de zin van art. 310 Sr slechts sprake kan zijn indien door dat wegnemen het goed uit de macht van de eigenaar of andere rechthebbende wordt gebracht. Diefstal van een goed dat is gestolen en daarna niet in de macht van de eigenaar of andere rechthebbende is teruggekeerd is niet mogelijk, aldus de steller van het middel.
3.5.
De aan het middel ten grondslag liggende opvatting is onjuist. Elk goed dat geheel of ten dele aan een ander dan de verdachte toebehoort kan worden "weggenomen" in de zin van art. 310 Sr. Daarbij doet niet ter zake of het desbetreffende goed zich ten tijde van dat wegnemen in de beschikkingsmacht van de eigenaar of andere rechthebbende bevond dan wel daaraan reeds was onttrokken.
3.6.
Het middel faalt dus.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Braber, en uitgesproken op 9 juli 2002.
Conclusie 09‑07‑2002
Mr Machielse
Partij(en)
Nr. 00838/01
Mr Machielse
Zitting 28 mei 2002
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft verdachte op 5 januari 2001 voor diefstal van een auto veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken.
2.
Verdachte heeft cassatie ingesteld en mr M.M. de Jong, advocaat te Goirle, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.
3.1.
Het middel klaagt over de bewijsvoering. De steller van het middel voert aan dat het 'wegnemen' niet kan worden bewezenverklaard. Het betreft een auto die al was gestolen toen verdachte de auto onbeheerd aantrof en ermee wegreed. Wilde verdachte een diefstal kunnen plegen dan zou de auto eerst opnieuw in de macht van de rechthebbende teruggekeerd moeten zijn. Diefstal ten nadele van een dief is volgens de steller niet mogelijk, nu het gestolene aan de dief niet toebehoorde.
3.2.
Het middel faalt op de volgende grond. Als de een een door een ander reeds gestolen voorwerp met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontneemt is er toch sprake van diefstal.1. Of men het voorwerp wegneemt uit de heerschappij van de dief of van de rechthebbende verandert niets aan de hoedanigheid van het voorwerp dat het aan een ander toebehoort. Illustratief is een arrest van de Hoge Raad van vorig jaar waarin iemand was veroordeeld voor opzetheling van een auto.2. Het hof had de volgende verklaring van verdachte voor het bewijs gebruikt:
"op de vraag van de voorzitter met betrekking tot de zaak met parketnummer (...) hoe ik aan de witte Volkswagen Golf kwam, antwoord ik dat ik de auto gestolen heb van degene die hem gestolen heeft."
De Hoge Raad oordeelde de vaststelling dat de verdachte de auto van de oorspronkelijke dief had gestolen onverenigbaar met een veroordeling ter zake van art. 416, eerste lid, Sr, omdat verdachte de auto door een misdrijf onder zich had gekregen. Ik kan in de overwegingen van de Hoge Raad niet anders lezen dan dat degeen die een auto 'steelt' van een dief een misdrijf pleegt en wel diefstal en zich daarom niet schuldig kan maken aan heling ten aanzien van die auto. In het Duitse recht geldt hetzelfde.3. Evenmin hoeft in Frankrijk aan een veroordeling voor diefstal (art.311-2 CP) in de weg te staan dat het voorwerp niet toebehoorde aan degeen aan wie het werd ontfutseld. Als maar degeen die wegneemt geen eigenaar is.4.
Het middel faalt en kan worden verworpen op de voet van art.81 RO.
4.
Ambtshalve heb ik geen grond gevonden die tot vernietiging aanleiding geeft.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden