NJ 2002, 624
Spoedhuiszoeking. Machtiging R-C moet vóór het binnentreden worden afgegeven.
HR 02-07-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1738
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 juli 2002
- Magistraten
Davids, Corstens, Numann
- Zaaknummer
02079/01
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AE1738
- JCDI
JCDI:ADS159971:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE1738, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑07‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE1738, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑07‑2002
- Wetingang
Essentie
Spoedhuiszoeking cfm. art. 97 (oud) Sv.
1. 's Hofs oordeel dat het optreden van de rechter-commissaris niet kon worden afgewacht, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2. De voor de huiszoeking ter inbeslagneming vereiste machtiging tot binnentreden is door de rechter-commissaris op de dag nà de huiszoeking afgegeven. Dit is in strijd met art. 2 lid Algemene wet op het binnentreden. HR instrueert het hof waarnaar wordt verwezen dat deze onrechtmatigheid niet zonder meer hoeft te leiden tot bewijsuitsluiting.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.