NJ 2003, 330
Art. 423 lid 2 Sv en verstek in eerste aanleg bij gedetineerde verdachte.
HR 28-05-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1310
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 mei 2002
- Magistraten
Bleichrodt, Koster, Balkema
- Zaaknummer
03881/00
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
AE1310
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE1310, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑05‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE1310, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑05‑2002
- Wetingang
Essentie
De omstandigheid dat de kantonrechter geen verstek tegen de verdachte had mogen verlenen omdat hij bekend had moeten zijn met diens detentie uit anderen hoofde, betekent niet dat de Rechtbank de zaak op de voet van art. 423 lid 2 Sv had dienen te verwijzen naar de kantonrechter (vgl. HR 7 mei 1996, NJ 1996, 557).
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 29 mei 2000, nummer 02/402476–99, in de strafzaak tegen: P.C.F.M. de J., adv. mr. B.R. Angad Gaur, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.