NJ 2003, 316
Rechtsmacht t.a.v. feit begaan op zee aan boord van onder vreemde vlag varend schip.
HR 21-05-2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9557, m.nt. G.A.M. Strijards
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 mei 2002
- Magistraten
W.E. Haak, F.H. Koster, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
00555/01
- Conclusie
A-G Machielse
- Noot
G.A.M. Strijards
- LJN
AD9557
- JCDI
JCDI:ADS145525:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Juridische beroepen / Rechter
Internationaal strafrecht (V)
Staatsrecht / Rechtspraak
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AD9557, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑05‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AD9557, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑05‑2002
- Wetingang
Sr art. 3; Sr art. 5 lid 1 onder 2; RO art. 79 lid 1 onder b
Essentie
1. Rechtsmacht met betrekking tot een feit (aanwezig hebben van hashish) dat is begaan op volle zee aan boord van een onder vreemde vlag varend schip. Nu op het feit straf is gesteld door de wet van St. Vincent and the Grenadines krachtens het in die staat gehanteerde vlagbeginsel, geldt het grondgebied van die staat als locus delicti. Onder ‘feit’ in art. 5 Sr zijn ook de deelnemingsvormen begrepen, zodat die bepaling rechtsmacht meebrengt ten aanzien van de verdachte die zich niet aan boord van het schip bevond. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.