NJ 2002, 545
Profijtontneming. Bewijsvoering van ‘soortgelijke feiten’ cfm. art. 36e lid 2 Sr is niet in strijd met art. 6 lid 2 EVRM.
HR 26-03-2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7805, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 maart 2002
- Magistraten
W.E. Haak, F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
03590/00P
- Conclusie
A-G Fokkens
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
AD7805
- JCDI
JCDI:ADS117016:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AD7805, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑03‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AD7805, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑03‑2002
- Wetingang
Sr art. 36e; EVRM art. 6 lid 2
Essentie
Profijtontneming. De vaststelling van schuld aan ‘soortgelijke feiten’ cfm. art. 36e lid 2 Sr is niet in strijd met art. 6 lid 2 EVRM, aangezien geen wetsbepaling voorschrijft dat het oordeel van de rechter daaromtrent slechts kan worden ontleend aan, of dient te berusten op, de inhoud van wettige bewijsmiddelen.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 14 juli 2000 op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van A. B., adv. mr. G. Spong te Amsterdam.