NJ 2002, 389
Klachttermijn zedendelicten en overgangsrecht.
HR 12-03-2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5499, m.nt. J. de Hullu
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 maart 2002
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, E.J. Numann
- Zaaknummer
00100/01
- Conclusie
A-G Wortel
- Noot
J. de Hullu
- LJN
AD5499
- JCDI
JCDI:ADS145473:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AD5499, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑03‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AD5499, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑03‑2002
- Wetingang
Sr art. 1 lid 2; Sr art. 66; Sr art. 245
Essentie
Klachttermijn en overgangsrecht. Gelet op de strekking van de wetswijzigingen van art. 245 lid 4 en de overgangsbepaling van de Wet van 7 juli 1994, Stb. 592, geldt de verruimde klachttermijn voor slachtoffers ook bij feiten die vóór de inwerkingtreding van die wet zijn gepleegd, mits zij nog niet zijn verjaard. Hetzelfde geldt voor de verruimde klachttermijn van de Wet van 9 oktober 1991, Stb. 519, die geen overgangsbepaling bevatte, zodat het slachtoffer ook na het verstrijken van de (oude) klachttermijn van 3 maanden nog een klacht kon indienen. Art. 1 lid 2 Sr is in casu ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.