HR, 12-02-2002, nr. 00325/01
ECLI:NL:HR:2002:AD7800
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12-02-2002
- Zaaknummer
00325/01
- Conclusie
Mr Fokkens
- LJN
AD7800
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2002:AD7800, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑02‑2002
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2002:AD7800
ECLI:NL:HR:2002:AD7800, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑02‑2002; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AD7800
- Vindplaatsen
Conclusie 12‑02‑2002
Mr Fokkens
Partij(en)
Nr. 00325/01
Mr Fokkens
Zitting: 18 december 2001
Conclusie inzake:
[verdachte]
1.
In deze zaak is tijdig en regelmatig beroep in cassatie ingesteld.
2.
Middelen van cassatie zijn niet voorgesteld.
3.
Ambtshalve vraag ik aandacht voor het volgende.
4.
De dagvaarding om te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep op 14 september 1999 is ingevolge art. 588, derde lid onder c, Sv op 7 september 1999 betekend. De verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep niet verschenen en bij verstek veroordeeld.
5.
Op grond van het bepaalde in de artikelen 413, eerste lid, 425 en 426a, eerste lid Sv moet tussen de dag waarop de dagvaarding aan de verdachte is betekend en die der terechtzitting een termijn van tenminste tien dagen verlopen. Ingevolge het ten deze toepasselijke art. 265, derde lid Sv dient de rechter wanneer de dagvaardingstermijn niet in acht is genomen en de verdachte niet is verschenen en evenmin toestemming heeft gegeven tot verkorting van bedoelde termijn, het onderzoek te schorsen en de verdachte op te roepen.
6.
De Rechtbank heeft ten onrechte het onderzoek niet geschorst teneinde de verdachte op te doen roepen. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de daarop gegronde uitspraak (vgl. HR DD 96.023023 en recent nog HR 19 juni 2001, nr. 02425/00).
7.
Ik concludeer dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen met terugwijzing van de zaak naar de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
Uitspraak 12‑02‑2002
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
12 februari 2002
Strafkamer
nr. 00325/01
KD/LD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van
14 september 1999 in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter te Amsterdam van 25 november 1998 - de verdachte ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 2.8a, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordenning 1994 van de gemeente Amsterdam" veroordeeld tot een geldboete van ƒ 150,--, subsidiair 3 dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn door of namens deze niet voorgesteld.De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar de Rechtbank te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1.
Volgens de akte van uitreiking gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om op 14 september 1999 op de terechtzitting van de Rechtbank in hoger beroep terecht te staan, is deze dagvaarding op 7 september 1999 uitgereikt op de wijze als voorgeschreven in art. 588, derde lid onder c, Sv. De in art. 413, eerste lid eerste volzin, Sv, in verband met de art. 425 (oud) en 426a, eerste lid, (oud) Sv, voorgeschreven termijn van tien dagen is dus niet in acht genomen.
3.2.
Nu de stukken van het geding niets inhouden waaruit zou kunnen volgen dat de verkorting van de termijn heeft plaatsgevonden met toestemming van de verdachte en blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep de verdachte daar niet is verschenen en verstek tegen hem is verleend, had de Rechtbank het onderzoek ter terechtzitting op grond van art. 413 Sv in samenhang met art. 265, derde lid, Sv, een en ander in verband met de art. 425 (oud) en 426a, eerste lid,(oud) Sv, dienen te schorsen. De Rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting echter voortgezet nadat verstek tegen de niet verschenen verdachte was verleend.
3.3.
Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak oplevert.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te Amsterdam opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohmann, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 12 februari 2002.