AB 2002, 324
Mandatering vervolgingsbevoegdheid officier van justitie aan politieambtenaar niet toegestaan.
HR 30-10-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AD4457, m.nt. O.J.D.M.L. Jansen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 oktober 2001
- Magistraten
Bleichrodt, Koster, Corstens, Van Buchem-Spapens, Van Dorst, Machielse
- Zaaknummer
03380/00
- Noot
O.J.D.M.L. Jansen
- LJN
AD4457
- JCDI
JCDI:ADS246266:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Strafprocesrecht / Voorfase
Juridische beroepen (V)
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AD4457, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑10‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AD4457, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2001
- Wetingang
Essentie
Mandatering vervolgingsbevoegdheid officier van justitie aan politieambtenaar niet toegestaan.
Samenvatting
Als uitgangspunt geldt dat de bevoegdheid tot vervolging door de officier van justitie dient te worden uitgeoefend.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 1 juli 1997, NJ 1998, 49 geoordeeld dat het stelsel van strafvordering zich niet verzet tegen het onder bepaalde voorwaarden krachtens schriftelijk mandaat uitoefenen van de bevoegdheid tot vervolging door het uitbrengen van een dagvaarding door daartoe gekwalificeerde ambtenaren, niet zijnde officieren van justitie, die aan het parket van de officier van justitie zijn verbonden. Aan die jurisprudentiële regel is inmiddels ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.