NJ 2002, 124
Ontneming en kosten.
HR 30-10-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB3200, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 oktober 2001
- Magistraten
W.J.M. Davids, F.H. Koster, G.J.M. Corstens, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.J.A. van Dorst
- Zaaknummer
02659/00P
- Conclusie
A-G Wortel
- Noot
P.A.M. Mevis
- LJN
AB3200
- JCDI
JCDI:ADS116968:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AB3200, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AB3200, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑10‑2001
- Wetingang
Sr art. 36e lid 4; Sr art. 36e lid 6; Sr art. 36e lid 7; Sv art. 511e
Essentie
Na gemotiveerd en gespecificeerd verweer dat kosten op het geschatte voordeel in mindering moeten worden gebracht, dient de rechter in zijn uitspraak tot uitdrukking te brengen hetzij dat de kosten niet in directe relatie staan tot het delict, hetzij dat zij wel als zodanig kunnen gelden maar niettemin (gedeeltelijk) voor rekening van de veroordeelde dienen te blijven.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 8 juni 2000, nummer 24/001216–98, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van M.H.A. van G., ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.