NJ 2001, 605
Onduidelijke cassatiemiddelen; niet-ontvankelijk in cassatieberoep.
HR 10-07-2001, ECLI:NL:HR:2001:ZD2881
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 juli 2001
- Magistraten
W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
00372/01U
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
ZD2881
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:ZD2881, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑07‑2001
ECLI:NL:HR:2001:ZD2881, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑07‑2001
- Wetingang
Sv art. 437; UW art. 31 lid 4
Essentie
De schriftuur behelst geen stellige en duidelijke klacht over schending van het recht en/of verzuim van vormen, zodat geen sprake is van middelen van cassatie als bedoeld in art. 437 Sv. Nu niet door een advocaat een schriftuur met middelen van cassatie is ingediend, is de opgeëiste persoon cfm. art. 31, lid 4 Uitleveringswet niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem van 8 februari 2001, parketnummer 15/700058–00, op een verzoek van het Koninkrijk België tot uitlevering van C.A. K., ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.