NJ 2002, 7
Hoge Raad neemt geen kennis van schriftuur en Borgersbrief opgeëiste persoon.
HR 19-06-2001, ECLI:NL:HR:2001:ZD2857, m.nt. J. de Hullu
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 juni 2001
- Magistraten
W.E. Haak, W.J.M. Davids, A.M.M. Orie, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
03746/00U
- Conclusie
A-G Keijzer
- Noot
J. de Hullu
- LJN
ZD2857
- JCDI
JCDI:ADS65411:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:ZD2857, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑06‑2001
ECLI:NL:HR:2001:ZD2857, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑06‑2001
- Wetingang
UW art. 31 lid 4; Sv art. 437 lid 2; Sv art. 439 lid 5
Essentie
Hoge Raad neemt geen kennis van schriftuur opgeëiste persoon die is aangehecht aan schriftuur raadsman en waarvan raadsman in zijn schriftuur heeft opgenomen dat deze als in die schriftuur herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Evenmin neemt Hoge Raad kennis van binnengekomen reactie van opgeëiste persoon op de conclusie.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 26 oktober 2000, parketnummer Ah 3101/50305/00, op een verzoek van Ministerie van Justitie van de Duitse deelstaat Niedersachsen (BRD) tot uitlevering van P.J. van den B., adv. mr. J. van Delft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.