NJ 2001, 551
(Beginpunt) redelijke termijn en voortdurend delicten.
HR 19-06-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2247
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 juni 2001
- Magistraten
Bleichrodt, Koster, Van Buchem-Spapens
- Zaaknummer
02655/00/E
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AB2247
- JCDI
JCDI:ADS145574:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AB2247, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑06‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AB2247, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑06‑2001
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; Sv art. 348; Sv art. 359a; Boswet art. 3 lid 1
Essentie
Niet-ontvankelijkheid OM wegens undue delay inzake voortdurende delicten van art. 3 lid 1 Boswet. Feiten zien op verschillende percelen en betreffen telkens de periode juli 1995-oktober 1995. 's-Hofs oordeel dat de redelijke termijn ten aanzien van — al — die feiten is aangevangen op 1 mei 1992, nu verdachte door de OvJ inzake een aantal van die percelen is aangezegd vóór die datum aan zijn herbeplantingsplicht te voldoen waarbij ook vervolging in het vooruitzicht is gesteld, is niet onbegrijpeijk. Het gaat immers telkens om hetzelfde verwijt en het betreft voortdurende delicten. 's-Hofs oordeel dat het OM in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.