NJ 2001, 501
Preliminair verweer.
HR 19-06-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2201
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 juni 2001
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, F.H. Koster, J.P. Balkema
- Zaaknummer
02324/00
- Conclusie
A-G Fokkens
- LJN
AB2201
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AB2201, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑06‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AB2201, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑06‑2001
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 3 onder b; Sv art. 283; Sv art. 349
Essentie
1. Een verzoek tot het stellen van een nadere termijn om de zaak voor te bereiden kan niet worden gedaan bij een schriftelijke toelichting waarin het cassatieberoep van het OM wordt tegengesproken; geen schending art. 6 EVRM.
2. Als in eerste aanleg een preliminair verweer gegrond wordt bevonden, moet de appelrechter de tijdigheid en gegrondheid van het verweer zelfstandig en in volle omvang onderzoeken. Oordeel hof dat er gebrek aan bereidheid was bij OvJ om nadere opheldering te verschaffen zonder nadere motivering onbegrijpelijk. Nu de A-G in hoger beroep nadere opheldering wilde verschaffen, had het hof het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.