JOL 2001, 386
Bij een vordering ex art. 9 lid 3 Opiumwet tot uitlevering van verdovende middelen aan een verdachte hoeft niet tevoren de cautie te worden gegeven. Strafprocesrecht en Overige strafrecht
HR 12-06-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2066
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 juni 2001
- Magistraten
W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
02830/00
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
AB2066
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AB2066, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑06‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AB2066, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑06‑2001
Essentie
Bij een vordering ex art. 9 lid 3 Opiumwet tot uitlevering van verdovende middelen aan een verdachte hoeft niet tevoren de cautie te worden gegeven. Strafprocesrecht en Overige strafrecht
Samenvatting
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 juli 2000, parketnummer 23/000871–00, in de strafzaak tegen:
(verdachte), te (woonplaats), ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Haarlem' te Haarlem.
Hoge Raad:
1. De bestreden uitspraak
1.1
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een vonnis van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.