NJ 2001, 296
Onduidelijke ‘cassatiemiddelen’ in economische zaak.
HR 13-03-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZD2434
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 maart 2001
- Magistraten
W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst
- Zaaknummer
00207/00E
- Conclusie
A-G Fokkens
- LJN
ZD2434
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Sancties
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:ZD2434, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑03‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:ZD2434, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑03‑2001
- Wetingang
Essentie
De schriftuur behelst geen stelling en duidelijke klacht over schending van het recht en/of verzuim van vormen, zodat geen sprake is van middelen van cassatie als bedoeld in art. 437 Sv. Nu in deze economische zaak niet door een advocaat een schriftuur met middelen van cassatie is ingediend, is verdachte cfm. art. 56 WED niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 16 november 1999, parketnummer 20/001893–98, in de strafzaak tegen P.B. S., adv. mr. A.J.J. Kreutzkamp, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.