NJ 2001, 183
Ontoereikend bewijs van smaad.
HR 30-01-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZD2198
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 januari 2001
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, J.P. Balkema, E.J. Numann
- Zaaknummer
01679/00
- Conclusie
A-G Keijzer
- LJN
ZD2198
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:ZD2198, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑01‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:ZD2198, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑01‑2001
- Wetingang
Sr art. 261 lid 1; Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3
Essentie
Ontoereikend bewijs van smaad, nu uit de bewijsmiddelen slechts volgt dat verdachte faxen, waarin hij mr. B. (de curator in verdachtes faillissement) beschuldigt van oplichting, heeft toegezonden aan het kantoor van mr. B. zelf en aan de R-C in het faillissement. Daaruit kan niet worden afgeleid dat is gehandeld met het kennelijke doel om aan dat feit ruchtbaarheid te geven.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 11 oktober 1999, alsmede tegen alle op de terechtzitting van dit Hof gegeven beslissingen in de strafzaak tegen J.G.C. van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.