NJ 2001, 242
Geen Meer en Vaart situatie inz. jagen met ongeoorloofd middel.
HR 30-01-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZD2221
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 januari 2001
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann
- Zaaknummer
01566/00
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
ZD2221
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:ZD2221, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑01‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:ZD2221, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑01‑2001
- Wetingang
Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3
Essentie
Geen Meer en Vaart situatie inzake jagen met ongeoorloofd middel. De rechtbank kon, gelet op de bewijsmiddelen waaruit met name blijkt dat vanuit de auto een sterke lichtbundel het veld in scheen en dat in de auto een lamp aanwezig was die warm aanvoelde, het verweer van verdachte dat hij de lamp voorhanden had om deze te kunnen gebruiken als hij stropers zou zien, zó onwaarschijnlijk achten, dat dit niet tot nadere redengeving noopte.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 10 december 1999 in de strafzaak ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.