NJ 2001, 219
Beoordelingsruimte ontnemingsrechter ten opzichte van rechter in hoofdzaak.
HR 30-01-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZD2295
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 januari 2001
- Magistraten
W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst
- Zaaknummer
00047/00P
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
ZD2295
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:ZD2295, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑01‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:ZD2295, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑01‑2001
- Wetingang
Sr art. 36e; Sv art. 359a; Sv art. 358 lid 3
Essentie
De rechter in een ontnemingszaak is weliswaar gebonden aan het oordeel van de rechter in de hoofdzaak, maar hij moet wel zelfstandig oordelen over alle verweren die betrekking hebben op de vaststelling van het bedrag waarop wederrechtelijk voordeel kan worden geschat.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 november 1999, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van R.W.H. K., adv. mr. D.J. Maassen te 's-Gravenhage.
Hof:
Verwerping beroep onrechtmatige bewijsgaring
Namens de veroordeelde heeft de raadsman aangevoerd dat (een gedeelte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.