NJ 2001, 111
Tijdsverloop en strafmaatverweer.
HR 05-12-2000, ECLI:NL:PHR:2000:ZD2093
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 december 2000
- Magistraten
W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, A.M.M. Orie
- Zaaknummer
00890/99
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
ZD2093
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:ZD2093, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑12‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:ZD2093, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑12‑2000
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1
Essentie
Het verzoek om bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop hoefde niet te worden opgevat als een beroep op schending van de redelijke termijn, in aanmerking genomen dat in geen der instanties aanzienlijke vertragingen waren opgetreden. Geen responsieplicht voor een dergelijk straftoemetingsverweer.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 mei 1999 in de strafzaak tegen J. C., adv. mr. A. Ester, te Zwijndrecht.
Hof:
Pleidooi ten aanzien van strafmaat
De raadsman merkt op:
Het betreft hier inmiddels wel een oud feit. Er zijn ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.