HR, 07-11-2000, nr. 01490/99
ECLI:NL:PHR:2000:AA8201
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-11-2000
- Zaaknummer
01490/99
- LJN
AA8201
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2000:AA8201, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑11‑2000; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2000:AA8201
ECLI:NL:PHR:2000:AA8201, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑11‑2000
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2000:AA8201
- Wetingang
art. 36c Wetboek van Strafrecht
art. 36c Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
VR 2001, 40
JOL 2000, 560
NJ 2001, 15
VR 2001, 40
Uitspraak 07‑11‑2000
Inhoudsindicatie
-
7 november 2000
Strafkamer
nr. 01490/99
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te
Alkmaar van 26 mei 1999, parketnummer 14/200246-98, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te
[woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Arrondissementsrechtbank heeft in hoger beroep - met vernietiging van een
vonnis van de Kantonrechter te Alkmaar van 4 december 1998 - de verdachte ter
zake van "overtreding van het bepaalde krachtens artikel 177 van de
Wegenverkeerswet 1994" (hetgeen de Hoge Raad leest als: “overtreding van art.
5.1.1, eerste lid onder c, in verbinding met art. 5.6.1, eerste lid onder b sub 1, van
het Voertuigreglement) schuldig verklaard zonder oplegging van straf en
onttrekking aan het verkeer uitgesproken als in het vonnis vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem,
advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De
schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden
uitspraak, doch uitsluitend ten aanzien van de kwalificatie en de onttrekking aan
het verkeer met verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam
teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en
afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het gaat in deze zaak om een verdachte ten aanzien van wie - kort gezegd -
is bewezenverklaard dat hij als bestuurder van een bromfiets als bedoeld in artikel
1.1 onder m, van het Voertuigreglement op een voor het openbaar verkeer
openstaande weg heeft gereden terwijl die bromfiets niet behoorde tot een door de
Minister van Verkeer en Waterstaat goedgekeurd type of exemplaar. Blijkens de
gebezigde bewijsmiddelen gaat het hier om een zogenoemde motorstep.
3.2. De Rechtbank heeft voor het bewijs gebruik gemaakt van “een proces-verbaal
nummer PL 1010/97-026883 van 4 december 1997, opgemaakt in de wettelijke
vorm door de opsporingsambtenaren F. Lang en J.J. Ruiter”, onder meer voorzover
inhoudende als relaas van die verbalisanten:
“Bij het onderzoek hebben wij vastgesteld dat dit voertuig voldeed aan de definitie
bromfiets als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1.1 onder m van het
voertuigreglement 1994”.
3.3. Het middel klaagt dat de Rechtbank dusdoende de bewezenverklaring heeft
doen steunen op een ontoelaatbare, namelijk op een aan de rechter voorbehouden
conclusie van genoemde verbalisanten, zodat de bewezenverklaring ontoereikend
is gemotiveerd, doch tevergeefs.
3.4. Het desbetreffende, zich bij de stukken bevindende proces-verbaal vermeldt in
de aanhef “technisch onderzoek verkeer”, en houdt als functieomschrijving van de
genoemde verbalisanten in: “hoofdagent van politie, groep Technische
Ondersteuning, politie NHN” onderscheidenlijk: “brigadier van politie, groep
technische Ondersteuning, politie NHN”. De in het middel bedoelde verklaring van
die verbalisanten bevat niets wat niet kan gelden als hun eigen waarneming bij het
onderzoek met betrekking tot de aard van het in de tenlastelegging genoemde
voertuig.
3.5. De bewezenverklaring is, in aanmerking genomen dat terzake in feitelijke
aanleg geen verweer is gevoerd naar behoren gemotiveerd. Het middel kan
derhalve niet tot casatie leiden.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel strekt ten betoge dat de Rechtbank ten onrechte de maatregel
van onttrekking aan het verkeer heeft opgelegd dan wel het opleggen van die
maatregel onjuist en/of onvoldoende heeft gemotiveerd.
4.2. De Rechtbank heeft de oplegging van die maatregel als volgt gemotiveerd:
“Het bewezenverklaarde feit is met betrekking tot de motorstep begaan en het
ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang”.
4.3. Nu de Rechtbank heeft vastgesteld dat met de motorstep geen gebruik mocht
worden gemaakt van voor het openbaar verkeer openstaande wegen, terwijl de
Rechtbank kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld, dat zodanig gebruik,
gelet op de aard van het voertuig, niettemin voor de hand ligt, geeft haar oordeel
dat het ongecontroleerd bezit van dat voorwerp in strijd is met het algemeen
belang, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin
onbegrijpelijk is. Dat oordeel, dat de oplegging van de maatregel zelfstandig
draagt, behoefde, ook in het licht van de door de verdachte aangevoerde
omstandigheid “dat het zijn bedoeling is de motorstep aan de muur te hangen”,
geen nadere motivering.
4.4. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen
grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren
te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voor-zitter, en de
raadsheren F.H. Koster en J.P. Balkema, in bijzijn van de waarnemend-griffier
H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 7 november 2000.
Conclusie 07‑11‑2000
Inhoudsindicatie
-
Mr Jörg
Nr. 01490/99
Zitting 19 september 2000
Conclusie inzake:
[Verzoeker=verdachte]
Edelhoogachtbaar College,
1. Verzoeker is door de arrondissementsrechtbank te Alkmaar bij uitspraak van
26 mei 1999 schuldig verklaard zonder oplegging van straf wegens "overtreding
van het bepaalde krachtens artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994." De
rechtbank heeft voorts de inbeslaggenomen motorstep van het merk Blatino
onttrokken aan het verkeer.
2. Namens verzoeker heeft mr J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, twee
middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring niet op een juiste
wijze met redenen is omkleed, omdat de rechtbank tot het bewijs heeft gebezigd
de conclusie van de verbalisanten Lang en Ruiter dat het voertuig voldeed aan de
definitie als bedoeld in hoofdstuk 1, art. 1.1 onder m van het Voertuigreglement.
4. Het betreft de volgende verklaring van de opsporingsambtenaren Lang en Ruiter,
beiden deel uitmakend van de groep Technische Ondersteuning van de politie
NHN, zoals neergelegd in het proces-verbaal technisch onderzoek verkeer,
nummer PL1010/97-026883:
“Bij het onderzoek hebben wij vastgesteld dat dit voertuig voldeed aan de definitie
bromfiets als bedoeld in Hoofdstuk 1, artikel 1.1 onder m van het
Voertuigreglement 1994."
5. De rechtbank heeft deze verklaring kennelijk opgevat - en ook kunnen opvatten
- als een verklaring van de verbalisanten dat dezen daarin tot uitdrukking hebben
gebracht dat zij als opsporingsbeambten met specifieke technische kennis bij
onderzoek van de motorstep op grond van eigen waarneming en ondervinding
hebben geconstateerd dat de step voldeed aan de in art. 1.1. onder m van het
Voertuigreglement genoemde kenmerken van een bromfiets (vgl. HR NJ 1987,
643). Voor zover deze redenering U niet zou bevallen, is een alternatieve
redenering dat het hier weliswaar een conclusie betreft die aan de rechter die over
de feiten oordeelt is voorbehouden, maar dat de door de deskundige verbalisanten
getrokken conclusie terecht is gemaakt. Dat zulks het geval is blijkt grotendeels
uit de inhoud van het door hen opgemaakte proces-verbaal. Daarin staat vermeld
dat het gaat om een tweewielig motorvoertuig met een verbrandingsmotor waarvan
de inhoud 27 cc was. Voorts geven de in het dossier opgenomen technische
specificaties van de motorstep aan dat de maximumsnelheid door de constructie
(`transmission ratio’) 35 km/h bedraagt. Daarmee wordt aan de eisen voor het
begrip bromfiets in art. 1.1 onder m Voertuigreglement voldaan (vgl. HR 12 mei
1998, 1998, 650).
7. Het middel faalt derhalve.
8. Het tweede middel bevat de klacht dat de rechtbank ten onrechte de maatregel
van onttrekking aan het verkeer heeft opgelegd, althans de oplegging niet
toereikend heeft gemotiveerd.
9. De rechtbank heeft de onttrekking aan het verkeer van de motorstep als volgt
gemotiveerd:
“Het bewezenverklaarde feit is met betrekking tot de motorstep begaan en het
ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.”
10. Met de opsteller van het middel meen ik dat het ongecontroleerde bezit van de
motorstep in strijd is met de wet noch met het algemeen belang. De wet noch het
algemeen belang verzetten zich, om maar een paar mogelijkheden te noemen,
tegen de aanschaf van een motorstep, de verkoop ervan, het gebruik ervan op
particulier terrein zoals campings, hallen, parkeerterreinen, corridors etc., het
stallen in de schuur in afwachting van een eventuele goedkeuring voor gebruik op
de openbare weg, of het aan de muur hangen van een motorstep (als herinnering
aan een boeiende aanvaring met justitie), zoals verzoeker suggereerde. De
kantonrechter was mijns inziens dan ook een stuk wijzer door wel een (deels
voorwaardelijke) boete op te leggen, maar de motorped (met een waarde van ca.
3000 gulden) terug te geven. Dat het gebruik door verzoeker van de motorped
nauwelijks kan worden gecontroleerd, zoals de officier in zijn appèlmemorie
stelde, komt mij, zacht gezegd, overdreven voor. Het is op de openbare weg nogal
een opvallend geval.
11. Hoewel ik eerder van oordeel ben dat in casu de maatregel van onttrekking
aan het verkeer ten onrechte is opgelegd, ben ik minstgenomen met de opsteller
van het middel eens dat de onttrekking onvoldoende is gemotiveerd, nu verzoeker
zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft aangegeven niet meer met de
motorped op de openbare weg te zullen rijden (vgl. HR DD 95.423). Ik acht het
middel derhalve gegrond.
12. Ambtshalve wil ik nog de aandacht vestigen op het volgende. De kwalificatie
die de rechtbank heeft gegeven lijkt mij niet juist. De kwalificatie dient te luiden:
“overtreding van artikel 5.1.1. eerste lid onder c juncto artikel 5.6.1. eerste lid
onder b sub 1 van het Voertuigreglement.”
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch
uitsluitend ten aanzien van de kwalificatie en de onttrekking aan het verkeer met
verwijzing der zaak naar het gerechtshof te Amsterdam, teneinde in zoverre op het
bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan met verwerping
van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG