HR, 22-08-2000, nr. 323-99-V
ECLI:NL:PHR:2000:AA6827
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-08-2000
- Zaaknummer
323-99-V
- LJN
AA6827
- Vakgebied(en)
Politierecht (V)
Verkeersrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2000:AA6827, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑08‑2000; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2000:AA6827
ECLI:NL:PHR:2000:AA6827, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑08‑2000
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2000:AA6827
- Wetingang
art. 1 Regeling meetmiddelen politie
art. 1 Regeling meetmiddelen politie
- Vindplaatsen
NJ 2001, 60 met annotatie van J. Riphagen
VR 2000, 150 met annotatie van J.B.H.M. Simmelink
NJ 2001, 60 met annotatie van J.M. Reijntjes
VR 2000, 150
Uitspraak 22‑08‑2000
Inhoudsindicatie
-
22 augustus 2000
Strafkamer
nr. 323-99-V
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen de
beslissing van de Kantonrechter te Amsterdam van 7
januari 1999 betreffende:
[betrokkene], wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de Kantonrechter
De Kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard.
De beslissing van de Kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld. Het beroep-schrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beslissing, de beslissing van de Officier van Justitie en de inleidende beschikking en tot restitutie van hetgeen door de betrokkene tot zekerheid is gesteld.
3. Beoordeling van de bestreden beslissing
3.1. Bij inleidende beschikking is aan de betrokkene met toepassing van art. 5 WAHV een administratieve sanctie opgelegd terzake van “Overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (verkeersbord A1); meer dan 35 t/m 40 km per uur” op 28 maart 1998 te 16.00 uur op de A10 noord te Amsterdam met het motorvoertuig met het kenteken [..].
3.2. De in het zaakoverzicht van het CJIB opgenomen toelichting van de verbalisant houdt onder meer in:
“De gereden snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting getest en op de voorgeschreven wijze gebruikt verkeersmeetmiddel.
De gemeten snelheid: 141 km per uur
Geconstateerde/gecorrigeerde snelheid : 136 km per uur
Toegestane snelheid: 100 km per uur
Merk/ soort meetmiddel: pro laser
(…)
De geconstateerde snelheid is het resultaat van een uitgevoerde correctie op de gemeten lasersnelheid, overeenkomstig de richtlijn van de Vecom”.
3.3. De Officier van Justitie heeft het door de betrokkene tegen de oplegging van de sanctie ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen diens beslissing heeft de betrokkene beroep ingesteld bij het Kantongerecht.
Het desbetreffende beroepschrift houdt onder meer in:
“Ik ben het niet eens met uw beslissing omdat (volgens mijn informatie) op de “pleegdatum” van genoemde overtreding het gebruik door de politie van laserapparatuur niet officieel was toegestaan voor het vaststellen van snelheidsovertredingen”.
3.4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Kantongerecht waarop het beroep is behandeld houdt onder meer in:
“Betrokkene licht ter terechtzitting het beroepschrift als volgt toe:
De laser is volgens mij een nog niet bij de wet toegestaan meetmiddel. Dit meetmiddel was ten tijde van de constatering van de gedraging niet in de wet opgenomen. De laser ontbeert derhalve wettelijke basis. Er wordt kennelijk aan gewerkt, maar het is nog niet zover.
Verweerder licht zijn opvatting als volgt toe:
Sedert 2 oktober 1997 is de laser-gun geijkt en
vanaf die datum een toegelaten meetmiddel”.
3.5. In cassatie klaagt de betrokkene allereerst dat hij bij de behandeling van het beroep door de Kantonrechter in zijn verdediging is beknot. Voor hetgeen de betrokkene dienaangaande aanvoert kan echter geen steun worden gevonden in het proces-verbaal van de terechtzitting van het Kantongerecht, zodat, nu dat proces-verbaal voor de Hoge Raad de enige kenbron is van hetgeen op die terechtzitting is voorgevallen, die klacht bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie kan leiden.
3.6. Voorts klaagt de betrokkene over de verwerping door de Kantonrechter van zijn hiervoor onder 3.3 en 3.4 weergegeven verweer.
3.7. Ingevolge art. 1, aanhef en onder a, van de Regeling meetmiddelen politie van 7 juli 1997/Nrs EA97/U2194 en 638828/597/GBJ, Stcrt 1997, 129, (hierna: de Regeling) moet voor het gebruik van snelheidscontrolemeters, met uitzondering van de standaardsnelheidsmeter in politievoertuigen, een verklaring van onderzoek zijn afgegeven door het Nederlands Meetinstituut NMi N.V. waaruit blijkt dat deze voldoen aan de eisen als vermeld in de bijlage behorend bij die Regeling.
In cassatie kan ervan worden uitgegaan dat de onderhavige snelheidsovertreding is geconstateerd met behulp van een zogenoemde Lasersnelheids(controle)me-ter. De bijlage bij de Regeling houdt omtrent de aan een zodanige snelheidscontrolemeter te stellen eisen niets in. Het onderhavige meetmiddel valt dus buiten het bereik van de Regeling, aangezien de daarin gestelde eis van een verklaring van onderzoek van het NMi N.V. is gerelateerd aan de in de bijlage bij de Regeling genoemde meetmiddelen en het onderhavige meetmiddel daarin niet wordt genoemd.
3.8. Geen rechtsregel brengt mee dat ter constatering van een snelheidsoverschrijding als de onderhavige slechts gebruik mag worden gemaakt van bij of krachtens de wet uitdrukkelijk voorziene meetmiddelen. Uit de enkele omstandigheid dat bij een dergelijke constatering een meetmiddel is toegepast, voor het gebruik waarvan geen wettelijke regeling voorhanden is volgt dus op zichzelf niet dat de rechter het resultaat van de verrichte meting niet zou mogen betrekken bij zijn oordeel dat de gedraging is verricht (vgl. HR 24 maart 1998, NJ 1998, 536 en
HR 26 januari 1999, NJ 1999,511). Dat neemt niet weg dat de rechter, indien in een dergelijk geval de betrouwbaarheid van de desbetreffende meting wordt aangevochten, zal moeten doen blijken van een onderzoek naar de vraag of het meetmiddel voldoet aan en is gebruikt met inachtneming van de daaraan uit een oogpunt van betrouwbaarheid te stellen eisen.
3.9. Het verweer en de daarop voortbouwende in cassatie opgeworpen klacht stoelen onmiskenbaar op de opvatting dat de enkele omstandigheid dat het onderhavige meetmiddel niet wordt vermeld in de bijlage bij de Regeling en evenmin bij enige andere wettelijke regeling is voorzien, meebrengt dat het resultaat van de meting niet mag bijdragen tot het oordeel dat de gedraging is verricht. Die opvatting is, naar uit het vorenoverwogene volgt, onjuist, zodat de Kantonrechter het verweer terecht heeft verworpen, wat er zij van hetgeen zij dienaangaande heeft overwogen. De tegen die verwerping gerichte klacht treft dus geen doel.
3.10. Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beslissing ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep
Dit arrest is gewezen door de vice-president
W.J.M. Davids als voorzitter, en de vice-president
C.J.G. Bleichrodt, en de raadsheren G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, F.H. Koster en H.A.M. Aaftink, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 22 augustus 2000.
Conclusie 22‑08‑2000
Inhoudsindicatie
-
Mr Jörg
Nr. 0323-99-V Conclusie inzake:
Parket, 18 april 20000 [verzoeker=betrokkene]
Edelhoogachtbaar College,
1. Het cassatieberoep richt zich tegen een beslissing van de kantonrechter te Amsterdam van 7 januari 1999, waarbij deze het beroep van verzoeker tegen de ongegrondverklaring van het administratief beroep tegen de oplegging van een boete van ƒ 330,- ter zake van een op 28 maart 1998 begane snelheidsovertreding ongegrond heeft verklaard.
2. In zijn beroepschrift in cassatie klaagt verzoeker erover dat de snelheidsovertreding is geconstateerd met behulp van laserapparatuur en dat voor het gebruik van deze apparatuur geen wettelijke basis aanwezig is.
3. De in het zaakoverzicht opgenomen toelichting van de verbalisant houdt onder meer in:
“De gereden snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting getest en op de voorgeschreven wijze gebruikt verkeersmeetmiddel.
De gemeten snelheid: 141 km per uur
Geconstateerde/gecorrigeerde snelheid: 136 km per uur
Toegestane snelheid: 100 km per uur
Merk/soort meetmiddel: pro laser.() De geconstateerde snelheid is het resultaat van een uitgevoerde correctie op de gemeten lasersnelheid,1 overeenkomstig de richtlijnen van de VECOM.”
4. In het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie - die zodanig elliptisch is geformuleerd dat men er niet uit kan opmaken of aan de zaak van verzoeker andere dan geautomatiseerde aandacht is besteed - heeft verzoeker onder meer aangevoerd:
“Ik ben het niet eens met uw beslissing omdat (volgens mijn informatie) op de ‘pleegdatum’ van genoemde overtreding het gebruik door de politie van laserapparatuur niet officieel was toegestaan voor het vaststellen van snelheidsovertredingen.”
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de kantonrechter houdt onder meer in:
“Betrokkene licht ter terechtzitting het beroepschrift als volgt toe:
De laser is volgens mij een nog niet bij de wet toegestaan meetmiddel. Dit meetmiddel was ten tijde van de geconstateerde gedraging niet in de wet opgenomen. De laser ontbeert derhalve wettelijke basis. Er wordt kennelijk aan gewerkt, maar het is nog niet zover. Verweerder licht zijn opvatting als volgt toe: Sedert 2 oktober 1997 is de laser-gun geijkt en vanaf die datum een toegelaten meetmiddel.”
6. De kantonrechter heeft in de bestreden beslissing naar aanleiding van dit verweer als volgt overwogen:
“() Voorts verdedigt [betrokkene] dat volgens zijn informatie op de betreffende datum het gebruik van laserapparatuur door de politie ter vaststelling van een gereden snelheid wettelijke basis ontbeerde. () Betrokkene heeft zich voorts erop beroepen dat de gebruikte meetapparatuur niet is vermeld in het Meetmiddelenbesluit, zodat de meting niet rechtsgeldig is. Dit beroep wordt verworpen aangezien de apparatuur voldoet aan de wettelijke normen blijkens onderzoek door het Nederlands Meetinstituut op 2 oktober 1997, zoals de officier van justitie ter zitting heeft aangevoerd.”
7. Op de onderhavige zaak is van toepassing de op 12 juli 1997 in werking getreden Regeling meetmiddelen politie (regeling van 7 juli 1997, Stcrt. 1997, 129). In deze Regeling is neergelegd van welke meetmiddelen de politie zich mag bedienen teneinde onder meer snelheidsovertredingen te constateren. Art. 1 Regeling meetmiddelen politie luidt, voorzover te dezen van belang:
“Voor het gebruik van de volgende meetmiddelen moet een verklaring van een onderzoek zijn afgegeven door het Nederlands Meetinstituut NMi N.V. waaruit blijkt, dat deze voldoen aan de eisen als vermeld in de bijlage behorende bij deze regeling: a. snelheidscontrolemeters ().”
8. Dat een lasersnelheidsmeter een snelheidscontrolemeter is als bedoeld in art. 1 sub a Regeling meetmiddelen politie spreekt in zekere zin voor zichzelf, maar wordt ook bevestigd door de - zij het nog in een conceptstadium verkerende - Voorschriften meetmiddelen Politie (versie 25a). Een lasersnelheidsmeter (in de wandeling ook wel lasergun genoemd) is een “meetinstrument voor het meten van snelheid van voertuigen, waarbij gebruik wordt gemaakt van door het voertuig gereflecteerd laserlicht” (punt 12.1 van die conceptregeling).
9. Een meetmiddel mag ingevolge de aanhef van art. 1 Regeling meetmiddelen politie slechts gebruikt worden als daarvoor een verklaring van een onderzoek is afgegeven door het Nederlands Meetinstituut waaruit blijkt dat het meetmiddel voldoet aan de eisen als vermeld in de Bijlage bij die regeling. Die Bijlage, zo wordt na art. 7 vermeld, wordt niet in de Staatscourant geplaatst, maar ligt ter inzage op het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In die Bijlage, die op 7 juli 1997 aan de Minister van Binnenlandse Zaken bekend is, zijn de eisen waaraan een lasersnelheidsmeter dient te voldoen evenwel niet opgenomen.
10. Uit door mij ingewonnen informatie bij het Ministerie van Justitie en het Nederlands Meetinstituut is gebleken dat de eisen waaraan een lasersnelheidsmeter moet voldoen zijn neergelegd in paragraaf 12 van de Voorschriften meetmiddelen Politie (versie 25a). Deze voorschriften hebben, als gezegd, evenwel de status van conceptregeling en zijn nog niet van kracht. Desondanks geeft het Nederlands Meetinstituut een verklaring van een onderzoek af indien een lasersnelheidsmeter voldoet aan de in deze conceptregeling gestelde eisen en worden deze lasersnelheidsmeters door de politie gebruikt ter constatering van snelheidsovertredingen.
11. Deze gang van zaken kan niet door de beugel. De eisen waaraan een lasersnelheidsmeter dient te voldoen zijn immers niet opgenomen in de bovengenoemde Bijlage bij de Regeling meetmiddelen politie van 7 juli 1997. Dus mag ingevolge de aanhef van art. 1 van die Regeling (voor het wettige bewijs van een snelheidsovertreding) geen gebruik worden gemaakt van dit meetmiddel, waarvan de technische eisen zich nog slechts in het conceptstadium bevinden. Dat de lasersnelheidsmeter blijkens onderzoek door het Nederlands Meetinstituut voldoet aan “de wettelijke normen”, aldus de kantonrechter, berust dan ook op een onjuiste opvatting bij de kantonrechter omtrent de status van de Voorschriften meetmiddelen Politie (versie 25a).
12. De Voorschriften meetmiddelen Politie liggen, anders dan de huidige Bijlage bij de Regeling meetmiddelen politie, niet ter inzage op het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Voor het kennisnemen van de eisen waaraan de lasersnelheidsmeter dient te voldoen bestaat dus geen officiële mogelijkheid.
13. Op grond van het vorenoverwogene acht ik verzoekers klacht dat het gebruik van laserapparatuur door de politie ter vaststelling van een gereden snelheid wettelijk basis ontbeert gegrond.
14. Voor de volledigheid ga ik nog kort in op de klacht van verzoeker dat hij tijdens de terechtzitting bij de kantonrechter niet voldoende in de gelegenheid zou zijn gesteld om zijn standpunt volledig uiteen te zetten.
15. De bestreden beslissing en het van de terechtzitting opgemaakte proces-verbaal vormen voor de Hoge Raad de enige kenbron van hetgeen ter terechtzitting van de kantonrechter van 7 januari 1999 is voorgevallen (vgl. HR 15 februari 2000, nr. 370-99-V). In die stukken is geen steun te vinden voor verzoekers stelling dat hij onvoldoende in de gelegenheid zou zijn gesteld om zijn verhaal te doen, zodat de dienaangaande opgeworpen klacht bij gebrek aan feitelijke grondslag faalt. Dat wil niet zeggen dat hetgeen verzoeker aanvoert niet juist zou kunnen zijn. Dit zou dan te betreuren zijn omdat de eerstelijns rechtspraak, in het bijzonder die door alleensprekende rechters, het visitekaartje van Justitie is.
16. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beslissing, de beslissing van de Officier van Justitie en de inleidende beschikking en tot restitutie van hetgeen door verzoeker tot zekerheid is gesteld.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Bedoeld zal zijn: de met de laser gemeten snelheid, en niet: de snelheid van de laser.