NJ 2000, 581
Termijn voor cassatiemiddelen. Klacht over ontvangst stukken. Verschoningsrecht. Geldigheid dagvaarding. Onnauwkeurige klacht. Betwiste getuigenverklaring. Bewijsmiddel in Duitse taal.
HR 04-07-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6375
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 juli 2000
- Magistraten
Haak, Bleichrodt, Koster, Corstens, Van Dorst
- Zaaknummer
00158/99
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AA6375
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2000:AA6375, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 04‑07‑2000
ECLI:NL:HR:2000:AA6375, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑07‑2000
- Wetingang
Sr art. 140; Sv art. 219; Sv art. 261; Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3; Sv art. 417; Sv art. 422; Sv art. 437; RO art. 95
Essentie
1.
1. Het verzuim van de strafadministratie bij de Hoge Raad om de raadsman tijdig de processtukken toe te sturen, kan meebrengen dat alsnog een termijn wordt gegund voor indiening van een aanvullend middel. In casu heeft de raadsman die gelegenheid gekregen.
2.
2. De klacht dat de raadsman na het instellen van het cassatieberoep geen (volledige) afschriften van de processtukken heeft ontvangen, richt zich niet tegen een handeling of beslissing van een rechter cfm. art. 95 lid 1 Wet RO.
3.
3. Verschoningsrecht onherroepelijk veroordeelde medeverdachte. 's Hofs oordeel dat de getuige zich kon verschonen van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.