NJ 2000, 590
Ontneming en schadevergoeding benadeelde partij.
HR 11-04-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5438, m.nt. J. de Hullu
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 april 2000
- Magistraten
Haak, Bleichrodt, Corstens, Orie, Van Dorst
- Zaaknummer
0016299P
- Conclusie
A-G Machielse
- Noot
J. de Hullu
- LJN
AA5438
- JCDI
JCDI:ADS159882:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2000:AA5438, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑04‑2000
ECLI:NL:HR:2000:AA5438, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑04‑2000
- Wetingang
Sr art. 36e lid 4; Sr art. 36e lid 6
Essentie
Een in rechte aan de benadeelde partij toegekende onherroepelijke vergoeding van materiële schade moet de rechter cfm. art. 36e lid 6 Sr in mindering brengen. Een zodanige immateriële schadevergoeding kàn de rechter met toepassing van de laatste volzin van art. 36e lid 4 Sr in mindering brengen.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 augustus 1998 op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van H.M.J.S., ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring Unit I te 's-Gravenhage, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.