NJ 2000, 216
Afgeven valse overlijdensverklaring en nemo tenetur-beginsel.
HR 30-11-1999, ECLI:NL:PHR:1999:AA3796, m.nt. T.M. Schalken
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 november 1999
- Magistraten
Haak, Koster, Corstens, Van Buchem-Spapens, Balkema
- Zaaknummer
109898
- Conclusie
A-G Fokkens
- Noot
T.M. Schalken
- LJN
AA3796
- JCDI
JCDI:ADS145608:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Gezondheidsrecht (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA3796, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑11‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:AA3796, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑1999
- Wetingang
Essentie
De arts die na levensbeëindigend handelen een valse overlijdensverklaring afgeeft, kan zich er niet op beroepen dat de Meldingsprocedure Levensbeëindiging in strijd is met het ‘nemo tenetur’-beginsel. Deze strafbare handeling staat namelijk geheel los van de vraag of de arts, die een levensbeëindigende handeling wel overeenkomstig die Meldingsprocedure meldt, verplicht zou worden mee te werken aan zijn veroordeling.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 september 1997 in de strafzaak tegen H.M.M.Z., te Holten, adv. mr. E.Ph.R. Sutorius en mr. A.G. Coumans te Arnhem.