NJ 1999, 832
Geen schending redelijke termijn in cassatiefase
HR 19-10-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1656
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 oktober 1999
- Magistraten
Davids, Aaftink, Van Buchem-Spapens
- Zaaknummer
110605
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
ZD1656
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZD1656, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑10‑1999
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1
Essentie
Tijdsverloop van 10 maanden tussen ontvangst van de stukken ter griffie van de Hoge Raad en de (eerste) behandeling van het cassatieberoep, terwijl de verdachte niet in voorlopige hechtenis verkeerde, levert geen schending op van de redelijke termijn.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 maart 1998 in de strafzaak tegen W.J.C.D., te Hoedekenskerke, adv. mr. J.M. Sjöcrona te 's-Gravenhage.
Hof:
Uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep de verdachte ter zake van 'met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren ontuchtige handelingen plegen, meermalen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.