NJ 2000, 36
Verduistering en bescherming 3:86 BW.
HR 12-10-1999, ECLI:NL:PHR:1999:AC2680
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 oktober 1999
- Magistraten
Bleichrodt, Orie, Van Dorst
- Zaaknummer
3967BESCH
- Conclusie
A-G Fokkens
- LJN
AC2680
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht (V)
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AC2680, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑10‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:AC2680, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑10‑1999
- Wetingang
Sr art. 321; BW art. 3:86 lid 3
Essentie
Nu de onder klager inbeslaggenomen auto in eigendom toebehoorde aan autobedrijf X, dat aangifte van verduistering had gedaan, is — gelet op de bescherming die art. 3:86 derde lid BW slechts bij diefstal biedt aan de eigenaar — onbegrijpelijk het oordeel dat teruggave aan klager ‘wegens het betere recht’ van X ‘niet op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk verantwoord’ is.
Voorgaande uitspraak
Beschikking in raadkamer op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de enkelvoudige kamer in de Arrondissementsrechtbank te Maastricht van 25 juli 1998 op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.