NJ 2000, 24
Met ‘terechtzitting’ in art. 181 lid 2 sub b en c WVW 1994 wordt gedoeld op de terechtzitting in eerste aanleg. Bekendmaking van de identiteit van de bestuurder vóór of tijdens de terechtzitting in hoger beroep is dus te laat.
HR 12-10-1999, ECLI:NL:PHR:1999:AC2679
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 oktober 1999
- Magistraten
Haak, Bleichrodt, Corstens
- Zaaknummer
111301
- Conclusie
A-G Van Dorst
- LJN
AC2679
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AC2679, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑10‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:AC2679, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑10‑1999
- Wetingang
WVW 1994 art. 181 lid 2
Essentie
Met ‘terechtzitting’ in art. 181 lid 2 sub b en c WVW 1994 wordt gedoeld op de terechtzitting in eerste aanleg. Bekendmaking van de identiteit van de bestuurder vóór of tijdens de terechtzitting in hoger beroep is dus te laat.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 4 maart 1998 in de strafzaak tegen R.F., te Blaricum, adv. mr. G. Meijers te Amsterdam.
Rechtbank:
Verweer
Gisteren heb ik een verklaring naar de rechtbank gefaxt. In deze verklaring geeft de heer S. aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.