NJ 1999, 499
Tenlastelegging Rijtijdenwet; opsporingsbevoegdheid rijkscontroleurs verkeer; geen schending 5 EEG-Verdrag
HR 13-04-1999, ECLI:NL:PHR:1999:ZD1324
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 april 1999
- Magistraten
Davids, Schipper, Aaftink
- Zaaknummer
108643E
- Conclusie
A-G Van Dorst
- LJN
ZD1324
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZD1324, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑04‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:ZD1324, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑04‑1999
- Wetingang
Essentie
1. Niet-naleving rusttijden internationaal wegvervoer. De tenlastelegging ‘binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap en/of (…) landen aangesloten bij de AETR’ voldoet aan art. 261 Sv.
2. Hoge Raad stelt vast dat rijkscontroleurs van het verkeer hadden ten tijde van het opmaken van proces-verbaal op 18 mei 1995 opsporingsbevoegdheid.
3. Overtredingen van art. 8 Vo. (EEG) 3820/85 en art. 8 Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) worden onder gelijke voorwaarden bestraft als de vergelijkbare en even ernstige overtreding van art. 13 Rijtijdenbesluit; ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.