NJ 1999, 296
Recht op bijstand door raadsman
HR 02-02-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1417
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 februari 1999
- Magistraten
Davids, Schipper, Corstens, Aaftink, Orie
- Zaaknummer
109056
- Conclusie
wnd. A-G Jörg
- LJN
ZD1417
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZD1417, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑02‑1999
- Wetingang
Sv art. 28; Sv art. 41; Sv art. 423 lid 1; EVRM art. 6 lid 3
Essentie
Als een verdachte de mededeling op de inleidende dagvaarding dat hij recht heeft op een toegevoegde raadsman niet heeft begrepen, omdat deze mededeling niet is vertaald of vertolkt, en de verdachte daardoor in eerste aanleg geen rechtsbijstand had, moet de zaak door de appelrechter worden teruggewezen naar de eerste rechter (vgl. HR 7 juli 1996, NJ 1996, 557).
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 29 december 1992 in de strafzaak tegen I.F., zonder bekende woonplaats hier te lande, ten tijde van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.