NJ 1999, 554
Toetsing vervolgingsbeslissing / medeplegen overtreding / strijd met EG-richtlijn / Duitse effectenbemiddelaar in Nederland
HR 02-02-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1313, m.nt. T.M. Schalken
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 februari 1999
- Magistraten
Davids, Aaftink, Van Buchem-Spapens
- Zaaknummer
108731E
- Conclusie
wnd. A-G Jörg
- Noot
T.M. Schalken
- LJN
ZD1313
- JCDI
JCDI:ADS65461:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht (V)
EU-recht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZD1313, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑02‑1999
- Wetingang
Sr art. 47; Sv art. 167 lid 1; GW art. 94; WTE art. 6 lid 1; EG-Verdrag art. 59; EG-Richtlijn nr. 93/22 art. 14; EG-Richtlijn nr. 93/22 art. 31
Essentie
1. Niet onbegrijpelijk oordeel dat het niet doen van een transactievoorstel aan verdachte niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
2. Voor medeplegen van een overtreding is voldoende dat sprake was van bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s).
3. Slechts als een EG-lidstaat niet heeft voldaan aan zijn uit een EG-richtlijn voortvloeiende verplichting om voor een bepaalde datum aan die richtlijn te voldoen, kan een verdachte zich tegenover de nationale rechter beroepen op strijd van de nationale wettelijke voorschriften met een of meer rechtstreeks werkende bepalingen van die richtlijn.
4. In Duitsland gevestigde rechtspersonen met een Duitse ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.