NJ 1999, 250
Ernstig vermoeden in zin 9 Opiumwet
HR 19-01-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1307
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 januari 1999
- Magistraten
Haak, Bleichrodt, Orie
- Zaaknummer
109110
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
ZD1307
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Voorfase
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZD1307, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑01‑1999
- Wetingang
Sv art. 56; Opiumwet art. 9 lid 5 (oud)
Essentie
Ernstig vermoeden in de zin van art. 9 Opiumwet.
Nu de verbalisanten de verdachte zagen lopen op een plaats waar veel verkopers en gebruikers van verdovende middelen samenkomen om te verkopen of te gebruiken en zagen dat de verdachte in het gezelschap was van een bij de verbalisanten bekende drugsgebruiker, heeft het hof kunnen aannemen dat er sprake was van ernstige bezwaren in de zin van art. 9 Opiumwet.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 oktober 1996 in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.