NJ 1999, 290
Telefoongesprekken tussen medeverdachte en zijn advocaat mogen niet tot bewijs worden gebezigd
HR 12-01-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1402
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 januari 1999
- Magistraten
Davids, Koster, Schipper, Corstens, Aaftink
- Zaaknummer
108483
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
ZD1402
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZD1402, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑01‑1999
- Wetingang
Sv art. 125h lid 2; Sv art. 218
Essentie
Art. 125h lid 2 Sv strekt ertoe dat gegevens die door het aftappen van telecommunicatieverkeer zijn verkregen indien zij vallen onder het verschoningsrecht ex art. 218 Sv, geen rol spelen in het strafproces. Ten onrechte heeft het hof de inhoud van telefoongesprekken tussen een medeverdachte en diens advocaat voor het bewijs gebezigd.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 juni 1997 in de strafzaak tegen B.C.T., te Rotterdam adv. mr. G. Meijers te Amsterdam.
Hof:
Bewijsmiddelen
Het Hof heeft onder meer tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.