NJ 1999, 137
Voordeelsontneming en ontbreken draagkracht
HR 10-11-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1390
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 november 1998
- Magistraten
Haak, Bleichrodt, Aaftink
- Zaaknummer
108022P
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
ZD1390
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Penitentiair recht (V)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZD1390, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑11‑1998
- Wetingang
Sr art. 36e lid 4; Sv art. 561 lid 3
Essentie
Voordeelsontneming en ontbreken draagkracht.
De opvatting dat door de ontneming van voordeel een civiele vordering van de Staat op de veroordeelde ontstaat en dat eerst in de executiefase met het eventuele ontbreken van draagkracht rekening moet worden gehouden — geen vervangende hechtenis zolang er geen draagkracht is — is niet juist. Bij ontbreken draagkracht nu en in toekomst dient rechter het te betalen bedrag te matigen.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 september 1996 op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.