NJ 1999, 52
Wijziging voorlopige tenlastelegging (251 lid 3 Sv) door uitbreiding daarvan met andere feiten slechts niet toelaatbaar, indien elk verband tussen die feiten en in voorlopige tenlastelegging opgenomen feiten ontbreekt / gevolg overschrijding redelijke termijn in cassatie-fase strafvermindering
HR 20-10-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1261
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 oktober 1998
- Magistraten
Haak, Bleichrodt, Corstens
- Zaaknummer
108928
- Conclusie
A-G Fokkens
- LJN
ZD1261
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZD1261, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑10‑1998
- Wetingang
Sv art. 261 lid 3; Sv art. 314a lid 1; Sv art. 314a lid 2; EVRM art. 6 lid 1
Essentie
1. Een wijziging van de voorlopige tenlastelegging cfm. art. 261 lid 3 Sv door uitbreiding daarvan met andere feiten is slechts niet toelaatbaar, indien elk verband tussen die feiten en de in de voorlopige tenlastelegging opgenomen feiten ontbreekt.
2. Gevolg overschrijding redelijke termijn in cassatiefase is strafvermindering.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 1 juli 1996 in de strafzaak tegen M.P., te Haaksbergen, adv. mr. J. Boksem te Leeuwarden.
Rechtbank:
Tenlastelegging
4.1.1
Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding het volgende tenlastegelegd:
- 1. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.