NJ 1998, 783
Voor geldigheid tenlastelegging inz. 10a lid 1 Opiumwet niet vereist dat in die tenlastelegging specifiek middel van lijst Ⅰ wordt aangeduid / observatie in en vanuit lounge/algemene ruimte hotel/motel / geen onrechtmatig bewijs / hof niet gehouden gebruik bewijsmiddelen nader te motiveren
HR 02-06-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1193
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 juni 1998
- Magistraten
Hermans, Bleichrodt, Corstens
- Zaaknummer
107447
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
ZD1193
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZD1193, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑06‑1998
- Wetingang
EVRM art. 8; Opiumwet art. 10a lid 1; Pol.w 1993 art. 2; Sv art. 338; Sv art. 261
Essentie
1. Voor geldigheid tenlastelegging inz. art. 10a.1 Opiumwet is niet vereist dat in die tenlastelegging een specifiek middel van lijst Ⅰ wordt aangeduid.
2. Observatie in en vanuit lounge/algemene ruimte van hotel/motel. Geen onrechtmatig bewijs. Hof was niet gehouden gebruik van bewijsmiddelen nader te motiveren.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 februari 1997 in de strafzaak tegen F.J. van G., te Eindhoven, adv. mr. G. Spong.
Hof:
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat: hij op een of meer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.