NJ 1998, 446
Vordering gemeente op veroordeelde wegens ten onrechte genoten uitkering betreft geen rechtstreeks door bewezenverklaarde feiten geleden nadeel; niet in mindering brengen bij bepaling wederrechtelijk verkregen voordeel
HR 10-02-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0934
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 februari 1998
- Magistraten
Hermans, Bleichrodt, Corstens
- Zaaknummer
106766P
- Conclusie
A-G Van Dorst
- LJN
ZD0934
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Penitentiair recht (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZD0934, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑02‑1998
- Wetingang
Sr art. 36e lid 1; Sr art. 36e lid 6
Essentie
Vordering gemeente op veroordeelde wegens ten onrechte genoten uitkering betreft geen rechtstreeks door bewezenverklaarde feiten geleden nadeel; niet in mindering brengen bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 7 januari 1997 op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van J. de S., te Putten, adv. mr. J.G.M. Dassen te Amersfoort.
Hof:
Uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van twintigduizend gulden, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.