NJ 1998, 445
Hofs oordeel dat in casu moet worden uitgegaan van het vermoeden dat verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht / bij beoordeling overschrijding redelijke termijn moet worden gelet op aantal malen dat zaak door ingestelde rechtsmiddelen wordt behandeld en op verdachtes proceshouding
HR 10-02-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0933
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 februari 1998
- Magistraten
Hermans, Bleichrodt, Corstens
- Zaaknummer
106613
- Conclusie
A-G Van Dorst
- LJN
ZD0933
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZD0933, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑02‑1998
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; EVRM art. 6 lid 3; IVBP art. 14 lid 3 onder d
Essentie
1. 's Hofs oordeel dat in casu moet worden uitgegaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht is onbegrijpelijk.
2. Bij beoordeling overschrijding redelijke termijn moet worden gelet op aantal malen dat zaak door ingestelde rechtsmiddelen wordt behandeld en op verdachtes proceshouding.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 oktober 1996 in de strafzaak tegen D.A.W.K., te Amsterdam, gemachtigde mr. L.C.M. Jurgens te Amsterdam.
Hof:
Procedure
- i.
Ter terechtzitting ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.