HR, 04-11-1997, nr. 105654
ECLI:NL:HR:1997:ZD0847
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
04-11-1997
- Zaaknummer
105654
- LJN
ZD0847
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1997:ZD0847, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑11‑1997; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:1997:36
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑11‑1997
Inhoudsindicatie
Valsheid in geschrift (meermalen gepleegd), art. 225.1 Sr. 1. Betekening dagvaarding in hoger beroep (5-dagentermijn van art. 588.3.c Sv) en adresverificatie voorafgaand aan aanbieding dagvaarding in h.b. aan GBA-adres. Kan uit GBA-uitdraai, die aan dagvaarding is gehecht, worden afgeleid dat verdachte t.t.v. vergeefse aanbieding van dagvaarding aan GBA-adres en 5 dagen nadien op dat adres was ingeschreven in GBA? 2. Verzending van afschrift van dagvaarding in h.b. aan raadsvrouw, art. 51 Sv. Had hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of aan raadsvrouw de datum van tz. in h.b. was medegedeeld? Ad 1. Dagvaarding in h.b. is tevergeefs aangeboden op GBA-adres van verdachte en vervolgens uitgereikt aan griffier Rb met verzending van afschrift van dagvaarding naar GBA-adres. Aan akte van uitreiking m.b.t. dagvaarding in h.b. is uittreksel uit GBA van 14-5-1996 gehecht, waaruit blijkt dat verdachte sinds 11-7-1995 stond ingeschreven op adres A. Weliswaar kan hieruit niet blijken dat verdachte op dag van aanbieding (22-5-1996) en tenminste 5 dagen nadien stond ingeschreven op dit adres maar dit gebrek hoeft niet tot cassatie te leiden, nu HR bij zijn onderzoek naar naleving van art. 437.1 Sv heeft bevonden dat verdachte van 11-7-1995 tot 19-6-1996 in GBA ingeschreven heeft gestaan op adres A. ’s Hofs in bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat dagvaarding in h.b. geldig is betekend, gelet hierop juist. Daaraan doet niet af dat verdachte de dagvaarding niet zou hebben ontvangen omdat deze op het moment van uitbrengen daarvan (t.t.v. uitreiking van dat stuk aan griffier Rb op 21-6-1996) niet meer op dat adres woonachtig was. Beslissend voor geldigheid van dagvaarding is in dit verband immers dat op dag waarop is getracht dat stuk aan dat adres uit te reiken en daar bericht van aankomst is achtergelaten, en tenminste 5 dagen nadien, verdachte aldaar stond ingeschreven in GBA. Indien verdachte na ontvangst van bericht van aankomst zijn adres wijzigt, kan dan ook van hem worden verwacht dat hij maatregelen neemt dat mededeling, waarvan in bericht van aankomst sprake is, hem alsnog kan bereiken. Ad 2. Stukken van geding houden niets in waaruit kan volgen dat raadsvrouw zich in h.b. als zodanig heeft gesteld. Volgt verwerping. CAG: anders t.a.v. betekening dagvaarding in h.b.
4 november 1997
Strafkamer
nr. 105.654
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 september 1996 alsmede tegen alle op de terechtzitting van dit Hof gegeven beslissingen in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats] .
1. De bestreden einduitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 21 november 1995 - de verdachte ter zake van 1. en 2. "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" veroordeeld tot vijftien maanden gevangenisstraf, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Het cassatieberoep
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr G.S. Koopman-Rond, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. De conclusie van het Openbaar Ministerie
De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen behalve voorzover daarbij het vonnis van de Rechtbank is vernietigd, en uit doelmatigheidsoverwegingen de dagvaarding in hoger beroep zelf nietig zal verklaren.
4. Beoordeling van het middel
4.1.1. Blijkens de daarvan opgemaakte akte is de dagvaarding in hoger beroep op 22 mei 1996 aangeboden op het door de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg opgegeven adres [a-straat 1] te [plaats] , maar aldaar niet uitgereikt, omdat ter plaatse niemand werd aangetroffen. Aldaar is een bericht van aankomst als bedoeld in art. 588, derde lid, onder b, Sv achtergelaten, waarna het stuk op 30 mei 1996 naar het parket van de Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage is teruggezonden.
4.1.2. Op 21 juni 1996 is de appeldagvaarding uit gereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank te 's-Gravenhage, omdat "blijkens de aan deze akte gehechte mededeling van de afdeling bevolking van de woongemeente van de geadresseerde, deze op de dag van aanbieding van de gerechtelijke brief en tenminste vijf dagen nadien als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens op het op deze akte vermelde adres was ingeschreven", en op dezelfde dag naar dit adres verzonden.
4.1.3. Aan de akte van uitreiking is gehecht een uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens betreffende de verdachte, gedateerd 14 mei 1996, waaruit blijkt dat de verdachte sinds 11 juli 1995 stond ingeschreven op het adres [a-straat 1] te [plaats] . Weliswaar kan hieruit niet blijken dat de verdachte op de dag van aanbieding (22 mei 1996) en tenminste vijf dagen nadien stond ingeschreven op dit adres, maar dit gebrek hoeft nochtans niet tot cassatie te leiden, nu de Hoge Raad bij zijn onderzoek naar de naleving van het bepaalde in art. 437, eerste lid, Sv heeft bevonden dat de verdachte van 11 juli 1995 tot 19 juni 1996 in de gemeentelijke basisadministratie heeft ingeschreven gestaan op het adres [a-straat 1] te [plaats] .
4.2. Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de appeldagvaarding geldig is betekend is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen juist. Daaraan doet niet af de stelling van het middel dat de verdachte de dagvaarding niet zou hebben ontvangen omdat deze op het moment van het uitbrengen daarvan, dat wil zeggen ten tijde van de uitreiking van dat stuk aan de (waarnemend) griffier, niet meer aan de [a-straat 1] te [plaats] woonachtig was. Beslissend voor de geldigheid van de dagvaarding is in dit verband immers dat op de dag waarop is getracht dat stuk aan dat adres uit te reiken en daar een zogenaamd bericht van aankomst is achtergelaten, en ten minste vijf dagen nadien, de verdachte aldaar stond ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens. Indien de verdachte na ontvangst van het bericht van aankomst zijn adres wijzigt, kan dan ook van hem worden verwacht dat hij maatregelen neemt dat de mededeling, waarvan in het bericht van aankomst sprake is, hem alsnog kan bereiken.
4.3. Ook de klacht van het middel dat het Hof had moeten blijk geven te hebben onderzocht of aan de raadsvrouwe de datum van de terechtzitting in hoger beroep was medegedeeld, kan niet tot cassatie leiden. De stukken van het geding houden immers niets in waaruit kan volgen dat de raadsvrouwe zich in hoger beroep als zodanig heeft gesteld.4.4. Het middel is dus tevergeefs voorgesteld.
5. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig acht waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Hermans als voorzitter, en de raadsheren Davids, Bleichrodt, Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp en Orie, in bijzijn van de griffier Bogaert, en uitgesproken op 4 november 1997.