NJ 1998, 243
HR gaat om / 331 lid 1 en 311 lid 4 Sv houden niet in dat aan raadsman, evenals aan verdachte laatste woord moet worden gelaten, doch uit die bepalingen vloeit slechts voort dat aan raadsman bevoegdheid toekomt om laatst te spreken
HR 14-10-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0820, m.nt. J. de Hullu
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 oktober 1997
- Magistraten
Haak, Koster, Schipper, Corstens, Aaftink
- Zaaknummer
105397E
- Conclusie
A-G Machielse
- Noot
J. de Hullu
- LJN
ZD0820
- JCDI
JCDI:ADS145592:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZD0820, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑10‑1997
- Wetingang
Sv art. 311 lid 4; Sv art. 331 lid 1
Essentie
Hoge Raad gaat om. Art. 331 lid 1 en 311lid 4 Sv houden niet in dat aan de raadsman, evenals aan verdachte het laatste woord moet worden gelaten, doch uit die bepalingen vloeit slechts voort dat aan de raadsman de bevoegdheid toekomt om het laatst te spreken.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Middelburg van 16 september 1996 in de strafzaak tegen E.C.H.C.S., te Koewacht, adv. mr. L.J.L. Heukels te Haarlem.
Economische politierechter:
Verwerping verweer
Het proces-verbaal van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.