NJ 1997, 547
Ontoereikend bewijs dat verdachtes opzet mede erop was gericht dat geheeld geld door valsheid in geschrifte was verkregen.
HR 29-04-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9314
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 april 1997
- Magistraten
Hermans, Keijzer, Corstens
- Zaaknummer
104705
- Conclusie
A-G Fokkens
- LJN
ZC9314
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZC9314, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑04‑1997
- Wetingang
Sr art. 416 lid 1 (oud); Sr art. 416 lid 1 onder b (oud); Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3
Essentie
Ontoereikend bewijs dat verdachtes opzet mede erop was gericht dat geheeld geld door valsheid in geschrifte was verkregen.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 februari 1996 in de strafzaak tegen C.J.F., te Zoetermeer, ten tijde van de bestreden uitspraak uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Norgerhaven' te Veenhuizen, adv. mr. G. Spong te 's-Gravenhage.
Hof:
Bewezenverklaring
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
sub 1 subsidiair
- A.
op een tijdstip in de periode van 25 oktober 1989 tot 1 februari 1992 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.