NJ 1997, 485
Nu hof besefte dat B. als getuige-deskundige moest worden gehoord, aangenomen dat voorzitter B. in die hoedanigheid belofte van 296 lid 1 sub 1° Sv heeft doen afleggen / door arts dwingend gebieden gebukt te gaan staan i.c. feitelijkheid cfm. 242 Sr / 249 lid 2 sub 3° Sr geldt voor alle gevallen waarin tussen betrokkenen hulpverlener-patiënt/cliënt relatie bestaat; slechts dan geen sprake van ontucht als die relatie bij sexuele handelingen geen rol speelt
HR 18-02-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0645, m.nt. A.C. 't Hart
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 februari 1997
- Magistraten
Hermans, Davids, Keijzer, Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Corstens
- Zaaknummer
103608
- Conclusie
A-G Fokkens
- Noot
A.C. 't Hart
- LJN
ZD0645
- JCDI
JCDI:ADS145591:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZD0645, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑02‑1997
- Wetingang
Sr art. 242; Sr art. 249 lid 2 onder 3°; Sv art. 296 lid 1 onder 1°; Sv art. 326 lid 1
Essentie
1. Nu het hof zich ervan bewust was dat B. als getuige-deskundige moest worden gehoord, moet het ervoor worden gehouden dat de voorzitter B. in die hoedanigheid de belofte cfm. art. 296 lid 1 sub 1° Sv heeft doen afleggen.
2. Door arts dwingend gebieden gebukt te gaan staan in spreekkamer is i.c. een feitelijkheid cfm. art. 242 Sr.
3. Art. 249 lid 2 sub 3° Sr geldt voor alle gevallen waarin tussen betrokkenen een hulpverlener-patiënt/cliënt relatie bestaat; slechts dan is geen sprake van ontucht als die relatie bij de sexuele handelingen geen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.